Thursday, November 24, 2005

Caché

'We kunnen niet leven zonder ons schuldig te maken. De vraag is: hoe gaan we daarmee om ?'

Michael Haneke

Thursday, November 17, 2005

Onmogelijk muggenmelken

Al zeker drie dagen had ik last van een beklemmende slappe lach. Dit kwam zeer ongelegen, het was namelijk hartje winter en er gebeurde absoluut niets grappig, dagenlang. Bijgevolg bekeek men mij vreemd. Eindelijk kon ik ervaren hoe het moet zijn om met een handicap of een vreemde nationaliteit vervloekt te zijn. De slappe lach was drie dagen geleden begonnen rond kwart na zeven ’s morgens, toen ik door het gerinkel van mijn telefoon gewekt werd. Ik nam op, want wakker was ik toch al, en eigenlijk had ik ook wel zin in een goed gesprek. ‘’Hallo’’ zei ik, ‘’met wie spreek ik momenteel ?’’. Met wie ik gisteren gesproken had interesseerde me op dit moment immers minder. Dit alles voltrok zich trouwens nog vóór 1992, voor de mobiele telefoon in omloop was, ik moest zoals je merkt zelfs nog vragen naar de identiteit van de persoon waarmee ik hoopte een interessant, maatschappijkritisch ochtendgesprek aan te knopen, omdat zijn of haar nummer of niet op een scherm verscheen. Er was zelfs nog geen scherm in die duistere periode. Er kwam niet meteen antwoord. ‘’Hallo’’ zei ik opnieuw, en toen hoorde ik een stem.
‘’Hallo, goeiemorgen, met de wekdienst van het hotel’’, zei die.
‘’Welk hotel ?’’, vroeg ik lichtjes verrast.
‘’Het hotel waarin u momenteel verblijft, mijnheer’’, antwoordde de stem.
Dat schoot me inderdaad weer te binnen. Het Hilton natuurlijk.
‘’Maar nu hebt u me nog steeds niet verteld met wie ik spreek’’, ging ik verder.
‘’Dat is waar, maar dat doet er ook niet toe. Luister maar eens goed naar mij, mijnheer. Ik heb een verhaal, en u moet raden of het écht gebeurd is of niet. Luister goed: een jongen genaamd Jantje zegt op een mooie dag, laten we zeggen een woensdag, plotseling tegen één zijner vrienden: ‘Ik heb vannacht zes muggen doodgeslagen. Het waren drie mannetjes en drie vrouwtjes.’ Jantjes vriend in kwestie vraagt meteen daarna – moest hij een paar weken wachten met die vraag zou de pret er ook al lang af zijn, nietwaar mijnheer ? - aan Jantje: ‘hoe weet je dat het drie mannetjes en drie vrouwtjes waren ?’ Daarop antwoordt Jantje – luister goed, want nu komt het: ‘omdat er drie aan de tv hingen en drie aan de spiegel !’. Kan u volgen, mijnheer ?’’
‘’Ja, ik geloof van wel. En nu moet ik dus raden of het echt gebeurd is of niet ?’’
‘’Zo is dat, mijnheer. Ik verveel me namelijk steendood hier aan de receptie. Een spelletje met één van de hotelgasten leek me dan ook aangewezen.’’
‘’Kan ik iets winnen ?’’, informeerde ik.
‘’Een dertienjarige maagd, mijnheer’’, antwoordde de man.
‘’Daar heb ik hoegenaamd geen behoefte aan, en bovendien is dat illegaal’’, antwoordde ik in het Nederlands, deze taal was namelijk al heel de tijd de voertaal.
‘’Dat was ook maar een grapje, mijnheer, net zoals het verhaal van Jantje. Een mopje om de dag goed te starten, begrijpt u ? Heb ik trouwens al verteld dat ik me hier rotverveel ?’’
‘’Laat ik nu maar raden of het verhaal waar of niet waar is’’, besloot ik. ‘’Er zijn echter twee gebeurtenissen die naar waarheid kunnen onderzocht worden’’, ging ik verder, ‘’of een zekere Jantje vertelde over zes muggen tegen een vriend, én, indien we uitgaan van de waarheid van dat eerste, of Jantje met zekerheid kon vaststellen dat het om drie vrouwelijke on drie mannelijke muggen ging. Wel, ik vermoed dat Jantje dat verhaal echt verteld heeft, tegen een vriend. Maar ik denk dat hij het zo niet bedoelde. En dat er daadwerkelijk drie mannelijke én drie vrouwelijke muggen waren is niet nader te bepalen. Dat kan natuurlijk echt gebeurd zijn, als er al echt muggen waren. Maar dan is het toeval. Want de twee redenen die Jantje gebruikt om ze respectievelijk als mannelijke of vrouwelijke mug te bestempelen berust op een menselijk cliché: dat mannen voor tv hangen, en dat vrouwen vaak in de spiegel kijken. Tot slot moet ik nog toevoegen dat ik me sterk afvraag waarom Jantje zo’n dingen verkondigt tegen vrienden.’’

Nieuwe logica

Laatst zat ik met een probleem, met iemand te eten en met Helmut Lotti te dwepen, met nog maar één uur te leven. Met plezier, zou je denken, maar daar sla je de bal toch volledig mis. Die ging vervolgens aan het rollen omdat de laatste levenstekenen zich begonnen te manifesteren, gelukkig was de rekening reeds betaald in dit etablissement. Daar zaten we meestal en dus was er geen discussie geweest, nu zijn allerlaatste uur geslagen had. ‘’Verdomme’’, brulde hij en ik ook, maar verrast was niemand buiten de anderen omdat zij het nooit hadden kunnen voorspellen.

Tuesday, November 08, 2005

Verhousewarming


En na al dat verhuizen mag er ook wel wat gefeest worden natuurlijk. Mijn goede vriend Kurt Scisers on the deck !

Tehuizen

Kurt Scisers wil de oude stek van zijn goede vriend Gratts boenen !


Waarna ondergetekende zelf de vloer te lijf gaat.

Wednesday, November 02, 2005

Stemmen in m'n hoofd

Als kind wou ik altijd al gaan stemmen. Ik was jaloers op m'n vader omdat hij dat wel mocht, en ik nog niet. En hij wist dat ik jaloers was op hem vermoed ik. Want hij ging héél vaak stemmen... drie keer per week, als het niet meer was. ''Was ik maar meerderjarig'', dacht ik dan, héél vaak, net zo vaak als hij ging stemmen dus, voor alle duidelijkheid. Het was wachten geblazen.
Als ik tegen andere mensen vertelde hoe vaak mijn vader precies ging stemmen botste ik meestal op een muur van ongeloof. ''Hoe kan dat nu ?'', zeiden ze dan vaak, alsook ''hou je mond nu maar, vervelend rotkind''. Vergelijk het met een oude man die Rudy heet en een groot gat in z'n dak heeft waardoor de keukentafel steeds nat wordt als het regent: ofwel blijf je bij de pakken zitten, ofwel leer je ermee leven. Ik leerde er doodgewoon mee leven, en wachtte af, tot ik oud genoeg zou zijn om samen met m'n vader van plaats naar plaats te gaan en te stemmen.
Vanaf m'n zestiende mocht ik dan eindelijk instemmen. Dat was nog niet hetzelfde als stemmen, maar het kwam toch, taalkundig alleszins, in de buurt. Zodoende verbeterde de relatie tussen mij en m'n ouders aanzienlijk: ik stemde steeds in wanneer zij een welbepaalde stelling poneerden. Even later besliste m'n vader en de kijkers dat m'n moeder het Huis werd uitgestemd. Ik stemde uiteraard in en zodoende moest ze d'ruit. De secretaresse van m'n vader bleek best sympathiek. Toen ze bij ons kwam wonen zei ze: ''je moet me geen mama noemen. Ik ben immers je moeder niet''. Echtscheidingen zijn een pak minder hard dan mensen denken.
15 oktober 1958: eindelijk werd ik achttien jaar. Een groot feest werd georganiseerd in ons Huis. M'n broer was door middel van een sms-actie inmiddels ook weggestemd en dus werd het een gezellige drink met m'n vader en mama (intussen noem ik haar zoals ik zelf wilde). Nadien bleek dat het een kijkcijferkanon geweest was. En toen, toen gebeurde het... eindelijk, ja eindelijk mocht ik mee gaan stemmen met m'n vader. Hier had ik 18 jaren naar uitgekeken, of toch minstens de helft, want tijdens het eten, slapen, douchen, voetballen, wachten en paren had ik er - eerlijk is eerlijk - zelden aan gedacht.
Toen we aankwamen op de plaats in kwestie bonsde mijn hart in mijn keel. Ik had deze merkwaardige ziekte al van kindsbeen af dus veel meer aandacht besteedde ik er op dat moment natuurlijk ook niet aan. Als je hart al 18 jaren in je keel klopt verrast zoiets je natuurlijk niet meer. M'n kindsbeen trilde. Ik en vader stapte uit de wagen en belden aan. Een heer met een bolhoed deed open en zei ''welkom''. M'n vader knikte maar ik zei niets. We stapten door de kille gang van een herenhuis. Een gigantische vleugelpiano schitterde in de hoek van de woonkamer. Mijn vader speelde een liedje of drie, trok eens van z'n pijp, kuchte driemaal, haalde de pijp uit z'n mondhoeken, richtte zich tot de heer die het herenhuis bewoonde en concludeerde: ''klinkt perfect''. M'n eerste keer stemmen werd een flop.
Google
Free Web Site Counter
Web Counter